De zorgplicht van de assurantieadviseur en uitsluiting van dekking wegens corona maatregelen


18 mei '22 - Rust op de assurantieadviseur die bemiddelt bij de totstandkoming van een evenementenverzekering de plicht (tijdig) te waarschuwen voor wijziging van de dekking van het pandemierisico door evenementenverzekeraars?

Twee jaar geleden, op 23 maart 2020, werden alle evenementen en festivals in Nederland afgelast in het kader van de bestrijding van het corona virus. Kort daarvoor hadden veel evenementenverzekeraars hun offertes ingetrokken of hun verzekeringsvoorwaarden aangepast. Dat heeft geleid tot rechtszaken over de vraag of een evenementenverzekeringsovereenkomst tot stand was gekomen en zo ja, of die overeenkomst dan dekking bood bij annulering van evenementen wegens het corona virus.[1]  

In maart 2022 is een vonnis gepubliceerd waarin de vraag wordt beantwoord of een assurantieadviseur in het kader van de zorgplicht zijn klant, organisator van een festival, er in februari 2020 op had moeten wijzen dat evenementenverzekeraars het pandemierisico mogelijk zouden uitsluiten.[2] De rechtbank neemt geen zorgplichtschending aan. De omstandigheden die tot dat oordeel leiden, zet ik in dit blog uiteen.

Feiten

Het evenementenbedrijf Rebirth organiseert jaarlijks het Rebirth Festival, een dancefestival dat door tienduizenden jongeren wordt bezocht. Assurantieadviseur MBA verzorgt sinds 2012 de polis voor de evenementenverzekering voor dit festival, eerst rechtstreeks bij Nationale Nederlanden en sinds 2019 via beursmakelaar Schreuder omdat het risico te hoog was geworden om door één maatschappij te worden verzekerd. Gedekt op de polis is steeds schade voortvloeiende uit epidemieën, pandemieën of besmettelijke ziekten. Er is doorgaans een week of zes gemoeid met afgifte van de polis.

Op 20 februari 2020 vraagt Rebirth MBA om de polis voor het Rebirth Festival editie 2020 te regelen. MBA en Rebirth spreken af dat Rebirth MBA via WeTransfer het Integraal Organisatie Plan (IOP) zal toesturen. Het IOP is een groot document dat nodig is voor het indienen van de aanvraag. Dit gesprek vindt plaats vlak voor het carnavalsweekend. In dat weekend is de medewerker van MBA afwezig. Op 24 februari 2020 geeft WeTransfer een melding dat het bestand nog niet is gedownload. De medewerker van Rebirth is dan met vakantie. Hij ziet het bericht pas op 28 februari 2020, de dag dat de eerste corona besmetting in Nederland is geconstateerd. Rebirth vraagt MBA daarop direct of de polis dekking biedt voor het afgelasten van het festival wegens coronamaatregelen. MBA stuurt Rebirth een persbericht van Nationale Nederlanden waaruit volgt dat verzekeraars vanaf 27 februari 2020 uitsluitingen opnemen van dekking voor schade wegens (samengevat) besmettelijke ziekten. Vervolgens is het niet meer gelukt voor Rebirth een evenementenverzekering af te sluiten die dekking biedt tegen het pandemierisico. Het Rebirth festival is afgelast vanwege het verbod op evenementen van 23 maart 2020. Rebirth heeft MBA aansprakelijk gesteld voor de schade die daaruit voortvloeit.

Verwijt zorgplichtschending

Rebirth verwijt MBA dat MBA in de eerste maanden van 2020 tijdens de snelle verspreiding van het corona virus niet proactief heeft gehandeld door Rebirth niet tijdig te waarschuwen voor mogelijke dekkingsuitsluitingen en alternatieven voor te stellen. Daarnaast had MBA volgens Rebirth de aanvraag sneller moeten indienen. MBA had na 20 februari 2020 moeten vragen waar het IOP document bleef en bij het uitblijven van het document had de aanvraag ‘voorlopig’ moeten worden ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

Uitgangspunt voor de beoordeling door de rechtbank is dat het antwoord op de vraag of sprake is van een zorgplichtschending, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is met name van belang de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de opdrachtgever, voor zover kenbaar voor de assurantieadviseur. De zorgplicht van de assurantieadviseur brengt mee dat hij de klant tijdig opmerkzaam maakt op gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben.[3] Het gaat daarbij om feiten en omstandigheden die de assurantieadviseur bekend waren of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. En in die bekendheid, die de klant moet bewijzen, wringt in deze zaak natuurlijk de schoen. Volgens Rebirth had MBA haar in de periode voor 20 februari 2020 en daarna moeten waarschuwen dat evenementenverzekeraars het pandemierisico zouden gaan uitsluiten. Wil dat verwijt slagen, dan moet komen vast te staan dat het in die periode binnen de beroepsgroep van assurantieadviseurs algemeen bekend was dat verzekeraars vanwege het corona virus het pandemierisico mogelijk niet langer zouden gaan verzekeren. 

De rechtbank oordeelt dat Rebirth niet op basis van voldoende concrete, op de Nederlandse situatie van toepassing zijnde feiten en omstandigheden kan aantonen dat dit het geval was. In dat verband is onvoldoende dat het virus zich wereldwijd snel verspreide en dat op 12 februari 2020 de Grand Prix in Shanghai werd afgelast. Een publicatie op het nieuwsforum Schade Magazine op 15 februari 2020 over de uitsluitingen voor de evenementenverzekeringen is ook onvoldoende om te komen tot een algemene bekendheid hiermee binnen de beroepsgroep. Nu Rebirth haar stelling dat de waarschuwingsplicht is geschonden niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd, gaat de rechtbank eraan voorbij.  Aanvullend overweegt de rechtbank dat causaal verband ontbreekt tussen de gestelde zorgplichtschending en de schade. Rebirth kon namelijk ook niet met feiten onderbouwen dat indien de assurantieadviseur direct na 20 februari 2020 de aanvraag zou hebben ingediend, er tijdig een passende verzekering met dekking van het pandemierisico zou zijn gesloten.

Buitengewone omstandigheden: vergelijking met de supercel

Het corona virus is een buitengewoon verschijnsel. In de kern verwijt de klant de assurantieadviseur dat hij geen rekening heeft gehouden met buitengewone omstandigheden. Deze uitspraak toont aan dat de klant dan eerst moet aantonen dat deze buitengewone omstandigheden ten tijde van de advisering branchebreed bekend waren. Dat dit zo was, kon de klant hier niet onderbouwen.

Een vergelijking valt te trekken met de beoordeling in een aantal rechtszaken waarin de assurantieadviseur werd verweten bij een opstalverzekering niet te hebben gezorgd voor een passende verzekering door enkel te zorgen voor dekking voor brand/storm schade en niet ook voor hagelschade. Op 23 juni 2016 hebben zich in Brabant extreme weersomstandigheden voorgedaan in die zin dat sprake was van een supercel. In een supercel ontstaan in zware onweersbuien extreem grote hagelstenen. Er is een aantal rechtszaken tegen verzekeraars gevoerd die schade als gevolg van de supercel op 23 juni 2016 afwezen omdat deze schade niet onder het polisbegrip ‘storm’ maar onder ‘hagel’ valt, waarbij in alle zaken enkel dekking voor stormschade was overeengekomen met de verzekeraar.[4] Daarnaast zijn dus enkele rechtszaken gevoerd tegen assurantieadviseurs, gebaseerd op het verwijt dat de adviseur had moeten waarschuwen voor het risico van extreem grote hagel en naast brand/storm dekking aanvullend hageldekking had moeten adviseren.[5] Ook in die zaken oordeelt de rechter (samengevat) dat de zorgplicht van de assurantieadviseur niet zover strekt dat hij bedacht dient te zijn op buitengewone omstandigheden, in die zaken bestaande uit een zeldzaam weerfenomeen.

Dat laat onverlet dat wanneer een onbekend feit inmiddels algemeen bekend is, de assurantieadviseur dat feit ook in zijn advisering moet gaan betrekken.

Auteur
Manon Pluymen, advocaat bij JPR Advocaten

auteur-jpr-Manon Pluymen

 

 

 

 

 

 

 

ECLI:NL:RBAMS:2021:7059 is een grotendeels vergelijke casus waarin de Rechtbank Amsterdam aansprakelijkheid van de assurantieadviseur heeft afgewezen.

 

[1] Vzr. Rechtbank Amsterdam 29 juni 2020,ECLI:NL:RBAMS:2020:3766 en vzr. Rechtbank Rotterdam 6 november 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10490.

[2] Vonnis van 2 juni 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6933, gepubliceerd op 14 maart 2022.

[3] HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122 (Brals/Octant).

[4] Zie m.n. HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:538 en HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523.

[5] ECLI:NL:GHSHE:2021:3353, ECLI:NL:GHARL:2021:4985, ECLI:NL:GHARL:2021:4989.